Bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering

Aansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven (AVB)

Bedrijven en instellingen kunnen aansprakelijk(contractueel, wettelijk) worden gesteld voor allerlei gebeurtenissen. Of een aansprakelijkheidsclaim succes heeft, hangt af van de wetgeving en de omstandigheden van het voorval. Voor een adequate verzekeringsdekking zijn bedrijven en instellingen aangewezen op een of meer aansprakelijkheidsverzekeringen. Een van die verzekeringen waar geen enkel bedrijf buiten kan is de aansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven; hierna afgekort als AVB. Een AVB biedt dekking tegen schade aan zaken en personen(bijvoorbeeld letselschade) en alle daaruit voortvloeiende gevolgschade die een verzekerd bij een derde veroorzaakt en waarvoor hij aansprakelijk is

Ieder bedrijf, groot of klein, heeft een AVB nodig. Als een klein bedrijf in het woonhuis gevestigd is van de ondernemer is een AVB nog steeds nodig.
De aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren (AVP) van de ondernemer als privépersoon, biedt namelijk geen dekking; ook niet voor kleinschalige bedrijfsactiviteiten.

Vormen van aansprakelijkheid:

Aansprakelijkheid voor personeel/ondergeschikten en niet-ondergeschikten
Een werkgever is aansprakelijk voor de schade die zijn werknemers/ondergeschikten veroorzaken tijdens het uitoefenen van het werk waarvoor zij zijn aangenomen. Een opdrachtgever is ook aansprakelijk voor de schade die een niet-ondergeschikte aan een ander heeft toegebracht.

Aansprakelijkheid voor schade aan personeel/ ondergeschikten
Een werkgever is verantwoordelijk voor de veiligheid en gezondheid van zijn werknemers/ondergeschikten tijdens het werk. Als werkgever bent u volgens
artikel 7:658 BW aansprakelijk voor schade die een werknemer/ondergeschikte oploopt tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden (binnen werkomgeving en werktijden). De werkgever is niet aansprakelijk als de werkgever aantoont dat die schade het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer/ondergeschikte of dat de werkgever heeft voldaan aan de zorgplicht. Die zorgplicht houdt in dat een werkgever moet zorgen voor een veilige werkomgeving. Een werkgever is zelfs op grond van de Arbeidsomstandighedenwet(ARBO-Wet) verplicht maatregelen te treffen zodat personeel/ondergeschikten onder veilige omstandigheden kunnen werken. Zo moet alles op de werkvloer van machines tot gereedschappen aan bepaalde eisen voldoen. Bovendien moet de werkgever er op toezien dat de veiligheidsvoorzieningen ook worden gebruikt en de veiligheidsinstructies worden nageleefd.

De Hoge Raad en verdergaande jurisprudentie heeft nu geoordeeld dat de zorgplicht van de werkgever verder gaat. De zorgplicht geldt dan ook buiten de werkomgeving en werktijden(wel werkgerelateerd ) Op grond van goed werkgeverschap (artikel 7:611 BW) heeft een werkgever zelfs een schadevergoedingsplicht. Een werkgever dient te zorgen voor een adequate verzekering voor werknemers/ondergeschikten. Alleen een bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering is vaak niet een adequate verzekering. Er zijn verzekeraars die alleen dekking bieden voor de aansprakelijkheid die voortvloeit uit artikel 7:658 BW en de aansprakelijkheid van artikel 7:611 BW uitsluiten. Ook zijn er verzekeraars die geen wetsartikelen noemen. Het is dan maar de vraag of de verzekering dekking zal verlenen voor schade op grond van artikel 7:611 BW. Uitspraken van de Hoge Raad verplichten werkgevers aanvullende verzekeringen te sluiten, zoals bijvoorbeeld ongevallenverzekeringen of werknemersschadeverzekeringen.

Aansprakelijkheid voor gebouwen
Als gebreken aan gebouwen ergens schade hebben veroorzaakt, bent u als ondernemer aansprakelijk als u in gebreke bent gebleven. Dat is het geval als u het gebouw slecht heeft onderhouden of als er ergens een gebrek is in de bouw. Het maakt niet uit of u van de gebreken op de hoogte was.

Aansprakelijkheid voor producten
In het geval van productaansprakelijkheid is de producent aansprakelijk voor de schade die een product als gevolg van een gebrek heeft veroorzaakt aan een natuurlijk persoon. Het gaat dus niet om schade aanhet gebrekkige product zelf, maar om een schade die dit product heeft veroorzaakt (gevolgschade).

Aansprakelijkheid voor milieuschade
Als ondernemer bent u aansprakelijk voor de schade die uw bedrijf aan het milieu toebrengt,ook al heeft u een milieuvergunning. Ondernemer/bedrijven kunnen aansprakelijk worden gesteld voor eventuele milieuschade (verontreinigingvan bodem, lucht en water, maar ook geluids- of visuele hinder).

Wie zijn er verzekerd op een AVB?

In de polisvoorwaarden van een willekeurige AVB-verzekeraar staat daarover:

De verzekerden zijn:
1.4.1 verzekeringnemer alsmede de vennoten, firmanten, commissarissen en bestuurders, optredend binnen de verzekerde hoedanigheid.
1.4.2 ondergeschikten, huisgenoten en familieleden van verzekeringnemer ten aanzien van de
werkzaamheden die zij voor hem verrichten.
1.4.3 personeelsverenigingen, eigen pensioenfondsen en andere fondsen, instellingen en stichtingen opgericht in het kader van de verhouding tussen verzekeringnemer en zijn ondergeschikten, alsmede
de bestuurders en de ondergeschikten daarvan, handelend als zodanig.

Een ruime omschrijving, maar zeker nodig. Ondergeschikten is een ruimer begrip dan werknemers. Stagiares en ingeleend personeel vallen ook onder het begrip ondergeschikten. Het sluit naadloos aan bij de wet die ook spreekt van ondergeschikten.

De verzekerde hoedanigheid/activiteit.

De verzekerde hoedanigheid binnen de AVB staat vermeld op de polis. Het is mogelijk dat de omschrijving niet of niet volledig overeenkomt met de werkelijkheid. Het risico bestaat dan dat een eventuele schade niet in behandeling wordt genomen. Een juiste hoedanigheid op de polis is dan ook van groot belang.

Risico inloop en uitloop

Verzekeraars letten goed op claims waarbij de gemelde schade zijn oorsprong heeft uit een gebeurtenis/moment in het verleden. Bijvoorbeeld een schade op het gebied van een beroepsziekte/werkgeversaansprakelijkheid is in financieel opzicht vaak omvangrijk. Daarom wordt het cruciale moment om te bepalen of er wel of geen dekking bestaat vaak gelegd bij het moment van schademelding. De schademelding moet plaatsvinden voor de einddatum van de overeengekomen verzekeringstermijn(binnen feitelijke looptijd verzekering volgens de polis). Het inlooprisico houdt in dat de schade is ontstaan voor de ingangsdatum van de verzekering en dat de schade na de ingangsdatum van de verzekering is gemanifesteerd en gemeld bij de verzekeraar. Bij het uitlooprisico ontstaat een schade binnen de verzekeringsperiode maar openbaart de schade zich na de verzekeringsperiode. Bij uitloop is het belang een mogelijke gebeurtenis/schade tijdig te melden bij de verzekeraar(omstandighedenmelding) Bij verandering van verzekering is het dus van groot belang te letten op inloop en uitloop.

Uitzonderingen op de AVB

De AVB heeft net als iedere verzekering uitsluitingen. Onderstaand de belangrijkste uitsluitingen op een rij.

Beroepsaansprakelijkheid
Sommige bedrijven hebben niet genoeg aan een AVB voor het afdekken van aansprakelijkheidsrisico’s die de continuïteit van de onderneming bedreigen. Een AVB dekt dus alleen zaakschade en personenschade, maar geen “zuivere” vermogensschade. Zuivere vermogensschade is schade waar geen zaak- of personenschade aan voorafgegaan is. Dit wordt ook wel beroepsaansprakelijkheid genoemd. Voorbeeld:

Een notaris maakt een fout in de procedure bij de koop/verkoop van een woning; de eigendomsrechten staan ter discussie. De cliënt van de notaris leidt daardoor een aanzienlijk vermogensverlies waarvoor de notaris met succes wordt aangesproken. Deze aansprakelijkheidsclaim is zuivere vermogensschade en is niet gedekt op de AVB.

Motorrijtuigen
De aansprakelijkheid voor schade toegebracht met of door een motorrijtuig en/of de daarop gemonteerde werktuigen is niet gedekt. Op de uitsluiting voor motorrijtuigen kennen veel AVB’s de insluiting voor auto’s van werknemers. Voorbeeld: Een werknemer maakt een dienstreis in zijn eigen auto en hij veroorzaakt onderweg een ongeval waardoor hij aansprakelijk is. Omdat het een dienstreis is, is tegelijkertijd zijn werkgever ook aansprakelijk. Het slachtoffer kan kiezen: de (WA-verzekeraar) van de werknemer aanspreken en/of de werkgever. Door de insluiting die ook wel bekend staat als de “non-ownersliability” clausule (“niet-eigenaarsaansprakelijkheid”) is er dekking op de AVB, ondanks de uitsluiting voor motorrijtuigen.

Schade(zaak/letsel) van een ondergeschikte(medewerker) die een motorrijtuig bestuurt is altijd uitgesloten.

Schade aan geleverde zaken
Bijvoorbeeld een medewerker van een bedrijf installeert bij een klant een glazen kookplaat. Hierbij laat hij tijdens de installatie een hamer vallen waardoor de kookplaat beschadigd raakt.

Opzet
Wanneer een verzekeringsnemer/verzekerde bedrijf zelf opzet pleegt, kan de verzekeraar elke dekking ontzeggen. Opzet van de kant van een medewerker betekent echter niet dat een willekeurige derde de dupe wordt.

Opzicht
Niet gedekt is de aansprakelijkheid voor schade aan zaken die het gevolg is enig handelen of nalaten gedurende de tijd dat een verzekeringsnemer/verzekerde bedrijf of iemand namens hem die zaken vervoert, huurt, gebruikt, bewerkt, behandelt, repareert of om enige andere reden “onder zich heeft”.

Bestuurdersaansprakelijkheid
Bestuurders van rechtspersonen zijn niet met hun privé-vermogen aansprakelijk omdat zij handelen namens de B.V., N.V. of andere rechtsvorm(Vereniging,Stichting). Bestuurders kunnen echter op grond van verschillende wettelijke bepalingen(onbehoorlijk bestuur) wel persoonlijk (hoofdelijk)aansprakelijk worden gesteld voor handelingen van het bedrijf, instelling of vereniging waarvan zij bestuurder zijn. Naast de bestuurder kan de persoonlijke aansprakelijkheid ook gelden voor de feitelijke bestuurders. Dat zijn degenen die het beleid van de organisatie (mede) hebben bepaald.

Met hoeveel moet uw partner rondkomen als u zou overlijden?

Regel een goede eigen voorziening bij overlijden en voorkom een inkomensgat.

Gemiddeld worden mannen in Nederland 79 jaar en vrouwen 82,5 jaar. Helaas gaat het om het gemiddelde. Van de mensen die jaarlijks overlijden is 16% namelijk jonger dan 65 jaar. Wat betekent het voor het inkomen van uw partner als u dit zou overkomen? Kan die dan de hypotheek of huur nog betalen? Of de studie van uw kinderen? Eén ding is zeker: u kunt beter niet te veel rekenen op de overheid. Vaak is er zelfs helemaal geen recht op een uitkering. Een goede eigen voorziening is dus geen overbodige luxe.

Uitkering van de overheid?

De steun die de overheid biedt – met de Algemene nabestaandenwet (ANW) – is zeer beperkt. Vaak is er zelfs helemaal geen recht op een ANW-uitkering.
•Er is alleen een uitkering als de partner is geboren voor 1950. Is de partner jonger, dan is er geen recht op een uitkering, tenzij de partner minstens één kind verzorgt onder de 18, zwanger is of voor minstens 45% arbeidsongeschikt is.
•Daar komt bij dat de ANW-uitkering laag is (70% van het nettominimumloon of 90% als de partner kinderen onder de 18 heeft). En als er andere inkomsten zijn naast de ANW-uitkering kunnen die geheel of gedeeltelijk afgetrokken worden van de nabestaandenuitkering.
-Is de partner geboren voor 1950 of heeft de partner een kind onder de 18 en verdient de partner meer dan € 2.850,36* bruto per maand (in 2014) dan is er geen recht op een ANW-uitkering.
-In andere gevallen krijgt de partner geen ANW-uitkering als deze meer verdient dan € 2.433,56* per maand.
•Bovendien is een ANW-uitkering slechts tijdelijk; die eindigt bijvoorbeeld als het jongste kind 18 wordt (tenzij de partner dan minstens 45% arbeidsongeschikt is).

Gedetailleerde informatie over de Algemene nabestaandenwet vindt u op de website van de Rijskoverheid.

*Bedrag per 1 januari 2014

Rekenvoorbeeld
Het volgende rekenvoorbeeld toont de gevolgen voor het inkomen aan.

Jeroen en Sophie zijn getrouwd en hebben twee kinderen onder de 18 jaar. Jeroen heeft een jaarinkomen van € 30.000,- en neemt niet deel aan een pensioenregeling. Sophie verdient per jaar
€ 15.000,-. Sophie is veel te jong voor een Anw-uitkering als Jeroen komt te overlijden, want ze is niet geboren voor 1950. Maar omdat ze kinderen heeft, krijgt ze toch een uitkering zolang die nog geen 18 zijn. Haar eigen inkomen wordt dan wel gedeeltelijk gekort. Haar ANW-uitkering bedraagt hierdoor
€ 12.803,-.
•Het totale gezinsinkomen was € 45.000,-
•Na het overlijden van Jeroen is dit 27.803,-
•Zodra het jongste kind 18 is, moet Sophie rondkomen van € 15.000,-

Mogelijkheden om inkomensgat te dichten

Er zijn verschillende mogelijkheden om het risico van een inkomensgat af te dekken. Heeft u een pensioenregeling? Dan kan het zijn dat hierin een partner- en wezenpensioen is opgenomen. Het is belangrijk om na te lezen wat er dan exact geregeld is bij het overlijden van de partner. Niets is standaard. Is er niet of nauwelijks iets geregeld in de reguliere pensioenregeling dan is in veel gevallen een (aanvullende) nabestaandenpensioenverzekering via de werkgever een goede oplossing. In plaats daarvan wordt er ook vaak een overlijdensrisicoverzekering afgesloten, bijvoorbeeld omdat de werkgever geen regeling aanbiedt. Afhankelijk van de persoonlijke situatie kiest u voor de oplossing die hierbij het best aansluit.

Collectieve nabestaandenpensioenverzekering

Als uw werkgever de mogelijkheid biedt om deel te nemen aan een collectieve regeling voor nabestaandenpensioenpensioen kan dit heel aantrekkelijk zijn. Dit wordt ook wel een tijdelijk partnerpensioen genoemd. Dit biedt uw partner een maandelijkse pensioenuitkering, mocht u komen te overlijden. Sommige verzekeringen keren uit tot de AOW-leeftijd van de achterblijvende partner, maar maximaal tot 67 jaar. Maar er zijn ook verzekeraars die langer uitkeren: tot de AOW-leeftijd van de achterblijvende partner, zelfs als die AOW-ingangsdatum dan is doorgestegen naar 70 of 71 jaar.

Voordelen
•Zekerheid van maandelijkse uitkering
•Geen medische keuring nodig
•Premie is fiscaal aftrekbaar
•Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid is mee te verzekeren
•Er kan gekozen worden voor een automatische verhoging van de uitkering om toekomstige inflatie te compenseren
•Soms betaalt de werkgever de premie, of een deel daarvan

Nadelen
•Er zit een grens aan de maximaal te verzekeren uitkering
•De uitkering kan niet gaan naar iemand anders dan de achterblijvende partner
•Bij verandering van werkkring stopt de verzekering
•De uitkering is fiscaal belast

Indicatie premie

De premie voor een nabestaandenverzekering is o.a. afhankelijk van uw leeftijd, de looptijd, de branche waarin u werkt en het verzekerde bedrag. De leeftijd heeft de grootste invloed. De premie neemt daarom ieder jaar toe. Stel u bent een man van 40 jaar, de verzekerde uitkering is € 14.533,- per jaar en deze loopt door totdat uw partner de AOW-leeftijd heeft bereikt. De premie is dan in het eerste jaar ongeveer € 250,-. In het tiende jaar is dit ongeveer
€ 500,-. De netto premie is een stuk lager omdat de premie aftrekbaar is van de inkomstenbelasting. En wellicht betaalt uw werkgever mee.

Een overlijdensrisicoverzekering

Een andere mogelijkheid is het afsluiten van een overlijdensrisicoverzekering. Bijvoorbeeld voor 20 jaar of zelfs levenslang. Deze verzekering keert een vast bedrag uit als u en/of uw partner komt te overlijden. Hiermee kunnen de nabestaanden het inkomenstekort opvangen. En dat is een veilige gedachte.

Voordelen
•U bepaalt zelf het bedrag dat u wilt verzekeren
•U bepaalt zelf de looptijd van de verzekering
•Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid is mee te verzekeren
•Uitkering is niet fiscaal belast in box 1
•Bij verandering van werkgever, blijft de verzekering doorlopen

Nadelen
•De verzekeraar vraagt om een gezondheidsverklaring of een medische keuring
•Premie is niet fiscaal aftrekbaar
•Het kapitaal dat bij overlijden wordt uitgekeerd of de waarde van de periodieke uitkering telt mee voor het vermogen in box 3

Indicatie premie

De premie voor een levensverzekering is o.a. afhankelijk van uw leeftijd, de looptijd en het verzekerde bedrag. Voor vaak maar een paar tientjes per maand heeft u al een overlijdensrisicoverzekering.

Bereken de financiële gevolgen van overlijden

Wilt u weten wat u maandelijks financieel tekort zou komen als u of uw partner overlijdt? U kunt het hier gemakkelijk berekenen.

 

Tot slot
Zoals u ziet, zijn er verschillende oplossingen om een financieel gat te dichten dat kan ontstaan bij het overlijden van de partner. Welke oplossing u precies kiest, hangt af van uw persoonlijke situatie.

Arbowet. Is uw bedrijf er klaar voor?

Zo houdt u zich aan de Arbowet.

Het is belangrijk dat u zich aan de Arbowet houdt. Want goede arbeidsomstandigheden zijn van groot belang en als u zich niet aan uw verplichtingen houdt, riskeert u een boete. Maar welke verplichtingen gelden er precies? In dit artikel zetten we een aantal belangrijke punten voor u op een rij.

In de Arbowet staat dat werkgevers verplicht zijn om samen met hun werknemers te werken aan een gezonde en veilige werkomgeving. De primaire verantwoordelijkheid ligt bij u als werkgever. U heeft onder andere te maken met de volgende verplichtingen, die we daarna stuk voor stuk toelichten.

• Risico-inventarisatie & evaluatie (RI&E)
• Preventiemedewerker
• Bedrijfshulpverlener (BHV’er)
• Bescherming tegen psychosociale belasting

Risico-inventarisatie & evaluatie (RI&E)
In de risico-inventarisatie & evaluatie (RI&E) staan de risico’s voor het personeel en de maatregelen die uw bedrijf daartegen neemt. Ieder bedrijf met personeel moet er een hebben. Laat u maximaal 40 uur per week arbeid verrichten (alle werknemers bij elkaar opgeteld)? Dan volstaat een checklist gezondheidsrisico’s. De RI&E moet getoetst worden door een arbodeskundige, tenzij er een goedgekeurd RI&E-instrument van een branchevereniging wordt gebruikt (waarover soms afspraken in de CAO zijn gemaakt). Bij meer dan 25 werknemers is toetsing altijd verplicht.

Preventiemedewerker
Elk bedrijf moet ten minste 1 preventiemedewerker hebben. Dit kan een medewerker zijn die deze functie ernaast doet. Bij bedrijven met minder dan 25 werknemers mag dit ook de directeur zijn. Het mag niet iemand van buiten zijn, behalve als het niet mogelijk is om binnen het bedrijf iemand aan te stellen. De preventiemedewerker moet voldoende deskundig en ervaren zijn, en voldoende tijd krijgen voor zijn taken. In de RI&E moet staan hoe werknemers in contact kunnen treden met de preventiemedewerker.

Een preventiemedewerker heeft drie wettelijke taken:
1. (Mede) opstellen en uitvoeren van de RI&E.
2. Adviseren van–en samenwerken met–de OR of personeelsvertegenwoordiging over maatregelen voor een goed arbeidsomstandighedenbeleid.
3. Uitvoeren van arbomaatregelen.

Bedrijfshulpverlener (BHV’er)
Een bedrijfshulpverlener (BHV’er) is opgeleid om in geval van nood de werknemers en klanten in veiligheid te brengen. Hij weet bijvoorbeeld hoe hij mensen uit een brandend gebouw moet krijgen en hij kan reanimeren en EHBO verlenen. De directeur van een bedrijf mag zelf ook BHV’er zijn. Er moet wel altijd iemand aanwezig zijn die zijn taken kan overnemen als hij afwezig is. Het aantal BHV’ers is niet wettelijk vastgelegd. Maar er moet uiteraard wel rekening worden gehouden met de grootte van het bedrijf en de risico’s.

Enkele aandachtspunten voor goede bedrijfshulpverlening:
•Laat BHV’ers (herhalings)cursussen volgen en zorg dat er regelmatig geoefend wordt.
•Spreid BHV’ers zo veel mogelijk over de verschillende locaties/afdelingen in het bedrijf en zorg voor voldoende BHV’ers tijdens bijvoorbeeld nachtdiensten of speciale evenementen.
•Verplicht werknemers niet om BHV’er te worden. Wel kunnen medewerkers gestimuleerd worden met een jaarlijkse vergoeding voor deze extra taken.

Bescherming tegen psychosociale belasting
Bedrijven zijn verplicht om hun werknemers te beschermen tegen psychosociale belasting. Zij moeten hiervoor een beleid opstellen en uitvoeren. Het aanstellen van een vertrouwenspersoon kan hiervan een onderdeel zijn. Die is er voor medewerkers die meldingen of klachten hebben over ongewenst gedrag, zoals agressie en geweld, ongewenste intimiteiten, pesten en discriminatie. Een vertrouwenspersoon bekijkt welke oplossingen er zijn en adviseert over het voorkomen van ongewenst gedrag.

Enkele aandachtspunten bij het aanstellen van een vertrouwenspersoon:
•U kunt kiezen voor een interne vertrouwenspersoon of een vertrouwenspersoon buiten het bedrijf: bijvoorbeeld via de arbodienstverlener of brancheorganisatie.
•Het is niet verstandig om een personeelsfunctionaris of een bedrijfsmaatschappelijk werker aan te stellen als vertrouwenspersoon, want dit kan botsen met de reguliere taken.

Bronnen en meer informatie
• www.arboned.nl
• www.arboportaal.nl
• www.rie.nl

Bonus-Malusladder en schadevrije jaren hoe werkt het?

Schadevrije jaren en de bonus/malusladder

Iemand die een jaar schadevrij rijdt, krijgt er aan het begin van het nieuwe verzekeringsjaar één schadevrij jaar bij. Hij stijgt daarmee ook één trede op de bonus/malusladder. Daarmee wordt hij op de volgendepremievervaldag beloond met een steeds hoger wordende korting (bonus) op de basispremie. Wel in een jaar schade veroorzaken betekent in principe het verlies van korting. In het uiterste geval kan een korting zelfs omgezet worden in een toeslag(malus).

Het uitgangspunt is de basispremie voor WA en casco. Een startende autorijder begint vaak in trede 2(0% korting).
Trede 1 betekent: malus en in dit geval een toeslag op de basispremie van 20%. De inschaling op de bonus/malusladder kan per
verzekeraar verschillen. Factoren van belang voor de inschaling zijn: leeftijd regelmatige bestuurder; aantal te rijden kilometers per jaar;woonplaats regelmatige bestuurder.

Wat is het effect van een schade op de premiekorting? Zie onderstaand voorbeeld bonus/malussystematiek:

Piet (27 jaar) woont in een dure regio. De basispremie voor zijn opel bedraagt voor WA € 725 en voor casco € 1.195. Hij verwacht dat hij per jaar niet meer zal rijden dan 20.000 kilometer. De éénmalige poliskosten bedragen €12. Piet wil een WA + cascoverzekering. Piet wordt ingeschaald op trede 4 (basistrede + 2). Dat betekent een premiekorting van 25%. De basispremie bedraagt (€725 + € 1.195 =) € 1.920.
Na verrekening van de bonuskorting bedraagt de premie: (€ 1.920 -/- 25%=) € 1.440 + € 12 poliskosten= € 1.452 + 21% assurantiebelasting = € 1.756,92.

Als Piet vervolgens twee jaar geen schuldschade claimt (men zegt: hij rijdt twee jaar schadevrij) stijgt hij 2 treden op de bonus/malusladder (trede 6; 40% korting).
Zijn polisblad (of factuur) vermeldt: “2 schadevrije jaren”. Als Piet in het derde verzekeringsjaar een schuldschade claimt, zakt hij op de bonusmalusladder van trede 6 naar trede 3(15% korting). Op zijn polisblad (of factuur) komt te staan: “-1 schadevrije jaar”. Hoe komt dat? Zijn aanvangstrede met “0” schadevrije jaren is 4. Marco “zakt” daar nog eens één trede onder en komt op trede 3; trede 3 min trede 2 = “-1”.

Schade claimen of niet claimen?

Stel dat in ons voorbeeld Piet in het derde verzekeringsjaar een kleine schade aan zijn opel veroorzaakt, omdat hij tegen een laag paaltje is gebotst. Het schadebedrag bedraagt € 475. Wat is dan wijsheid? Claimen of niet claimen? Marco heeft een eigen risico van € 150. Uitbetaling van de schade levert Marco wel geld op, maar uiteindelijk is niet claimen voordeliger dan wel claimen. Piet gaat door wel te claimen, in de aankomende jaren fors meer premie betalen.

Naar een andere autoverzekeraar

Enige jaren geleden zijn motorrijtuigverzekeraars overgegaan naar het digitaal opslaan van het aantal schadevrije jaren die klanten opbouwen. Dit systeem heet: Roy-data. Als een verzekerde overstapt naar een andere autoverzekeraar, geeft de oude autoverzekeraar door op hoeveel schadevrije jaren de vertrekkende verzekeringnemer recht heeft. De nieuwe autoverzekeraar kan Roy-data ook raadplegen en neemt het aantal schadevrije jaren over voor de inschaling op de bonus/malusladder op de nieuwe polis.

Elektrische Installatie vaak oorzaak van brand

Praktische preventietips voor uw elektrische installatie

Voorkomen is beter dan blussen!

Brand kan voor grote problemen zorgen, ook als u goed verzekerd bent. Het voortbestaan van uw bedrijf kan zelfs gevaar lopen, bijvoorbeeld omdat uw klanten dan naar de concurrent gaan. Het is dus belangrijk dat u brand voorkomt. Uw elektrische installatie verdient daarbij uw speciale aandacht, omdat branden vaak worden veroorzaakt door elektrische installaties. Bijvoorbeeld door een slecht ontwerp, verkeerde aanleg of slecht onderhoud. Veel oorzaken liggen echter ook bij de gebruikers en kunnen heel eenvoudig worden voorkomen.

Hoofdoorzaak: slechte aanleg en onderhoud elektrische installatie
Ook als het ontwerp van een elektrische installatie goed is, kan het fout gaan als de installatie niet goed wordt aangelegd. Bovendien kan een installatie na enige tijd gebreken vertonen. Maar liefst 60% van alle branden door elektrische installaties heeft hiermee te maken. Daarom is het belangrijk dat u de installatie periodiek laat onderhouden en inspecteren volgens de eisen van de NEN 3140. Deze norm beschrijft de inspectie en het onderhoud van elektrische installaties, apparaten en toestellen (zoals een koffieapparaat of boormachine). Ook wordt exact beschreven hoe een inspectie moet worden uitgevoerd, zodat materiële schade en letselschade wordt voorkomen.

Tip 1: Schakel een gecertificeerd bedrijf in
De NEN 3140 is een zeer uitgebreide en ingewikkelde norm. Daarom kunt u het beste een gecertificeerd bedrijf inhuren voor de inspectie van uw elektrische installatie. Zo weet u zeker dat alles voldoet aan de NEN 3140.
Ontwerp is ook belangrijk
Ook het ontwerp van uw elektrische installatie is erg belangrijk voor de brandveiligheid. Er gelden dan ook zeer strenge, verplichte veiligheidsbepalingen. Deze zijn opgenomen in de NEN 1010. Deze norm beschrijft beschermingsmaatregelen, de keuze van elektrisch materiaal en de installatie hiervan.

Tip 2: Nieuw bedrijfsgebouw? Laat de elektrische installatie controleren!
Ongeveer 30% van de afwijkingen in gebouweninstallaties is het gevolg van een fout in het ontwerp. Bij de aanschaf of ingebruikname van een bedrijfsgebouw is het dus erg belangrijk dat u laat controleren of de elektrische installatie in orde is en voldoet aan de NEN 1010.
Regelmatige inspectie en onderhoud van de elektrische installaties in een gebouw verkleinen het brandrisico enorm. Maar dat betekent nog niet dat alles veilig is. Veel branden ontstaan namelijk door aangesloten apparaten. Regelmatige inspectie en onderhoud van de aangesloten apparatuur is dus minstens zo belangrijk!
Simpele organisatorische maatregelen
De oorzaak van een brand ligt vaak bij de gebruikers van apparatuur. Brand wordt bijvoorbeeld veroorzaakt door:
• overbelasting van tafelcontactdozen;
• stopcontacten die niet meer in orde of niet geaard zijn;
• blootliggende of beschadigde bedrading;
• gebrekkige verbinding tussen draden (bijvoorbeeld met papiertape of een kroonsteentje);
• niet volledig afgerolde kabelhaspels;
• apparaten die onnodig worden aangelaten;
• brandbare materialen in de buurt van warmtebronnen, zoals lampen en kachels;
• gevaarlijke elektrische apparaten zonder toezicht;
• verouderde en/of sterk vervuilde apparatuur;
• verouderde TL-armaturen.

Simpele maatregelen zijn vaak al genoeg om schade te voorkomen. Vaak is het een kwestie van gezond verstand en kan iedereen inzien dat een situatie brandgevaarlijk is. Helaas ontsnapt het vaak toch aan de aandacht, doordat ondernemers druk zijn met hun dagelijkse werk. Hieronder vindt u vijf tips waarmee u risico’s eenvoudig kunt verkleinen.

Vijf praktische tips
1. Sluit niet te veel apparaten aan op tafelcontactdozen. Zo voorkomt u oververhitting en brand.
2. Instrueer uw medewerkers om computers, monitoren en andere apparatuur aan het einde van de dag volledig uit te schakelen en niet op standby te laten
staan.Ze trekken zo minder stof aan, wat de kans op kortsluiting en brand verkleint.
3. Vervang oude en slechte apparatuur op tijd. Slijtage kan namelijk leiden tot hittewerking of onvolledige kortsluiting, met brand tot gevolg.
4. Bewaar geen brandbare stoffen in de buurt van apparatuur die vonken veroorzaakt of veel warmte ontwikkelt.
5. Let bij het aanschaffen van apparatuur erop of deze voldoet aan de Europese regelgeving. Het CE-keurmerk geeft aan dat het product voldoet aan
wettelijke eisen op het gebied van veiligheid, gezondheid en milieu. U leest er meer over op de website van de Rijksoverheid.

Het kost u weinig tijd om u aan deze tips te houden. Maar het kan enórme problemen voorkomen. Veel succes met ondernemen!

Aansprakelijkheid van werkgevers voor ZZP-ers. Dat is toch verzekerd op mijn bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering?

28-11-2018

De aansprakelijkheid van werkgevers voor ZZP-ers

In bepaalde sectoren, zoals bijvoorbeeld de bouw, komt het regelmatig voor dat bedrijven ZZP-ers inschakelen. De naam ZZP wekt de indruk dat we te maken hebben met zelfstandigen die helemaal onafhankelijk van de werkgever/degene die hem inschakelt werkzaam zijn. In bepaalde situaties is degene die hem inschakelt wel degelijk aansprakelijk voor schade die een ZZP-er veroorzaakt en voor schade die een ZZP-er zelf lijdt. Er zijn  dantwee zaken die van belang zijn.

Is de ZZP-er een ondergeschikte?

Allereerst moet gekeken worden naar de verhouding tussen de ZZP-er en degene die hem inschakelt. Centraal staat de vraag of de ZZP-er werkzaam is als ondergeschikte. Een ondergeschikte is iemand die onder leiding en gezag van iemand anders werkzaamheden uitvoert. Als je werkt voor een werkgever die zeggenschap heeft over wat en hoe je moet werken, dan ben je een ondergeschikte. Een ondergeschikte hoeft niet per sé in loondienst werkzaam te zijn. Ook een stagiaire, uitzendkracht of ZZP-er kan een ondergeschikte zijn. Dit is geregeld in de artikel 7: 658 lid 4 BW. Het gaat er om dat iemand anders namens de werkgever leiding aan je werk geeft. Een ZZP-er die geheel zelfstandig werkt en alleen gebonden is aan het contract, is geen ondergeschikte van degene voor wie hij werkt.

Welke werkzaamheden verricht de ZZP-er?

Een tweede criterium is de aard van de werkzaamheden die de ZZP-er verricht. In een recente uitspraak heeft de Hoge Raad aangeven dat de zorgplicht van een werkgever(en dus de daaruit voortvloeiende werkgeversaansprakelijkheid) ook van toepassing kan zijn op ZZP-ers die werkzaamheden verrichten die feitelijk tot de uitvoering van het beroep of het bedrijf van opdrachtgever behoren. Dat is niet beperkt tot de kernactiviteiten, het kan ook gaan om ondersteunende activiteiten (facilitaire activiteiten) die bij de gebruikelijke uitvoering van het beroep of bedrijf horen. Dit moet overigens voor het individuele bedrijf beoordeeld worden, er zijn geen algemene regels op dit punt. Als een ZZP-er werkzaamheden uitvoert die normaal gesproken niet worden uitgevoerd door degene die hem inschakelt, dan is er geen sprake van zorgplicht/werkgeversaansprakelijkheid.

Denk bijvoorbeeld aan een ZZP-er die als hovenier wordt ingehuurd om de tuin van een advocatenkantoor te onderhouden of aan een ZZP-er die als timmerman door een manege wordt ingehuurd om een stal te repareren. Dit zijn werkzaamheden die hoogstwaarschijnlijk niet behoren tot de gebruikelijke bedrijfsuitoefening van het betreffende advocatenkantoor c.q. de betreffende manege. De rechtsverhouding is dan te kwalificeren als een overeenkomst van opdracht. Op die situatie is de (werkgevers)aansprakelijkheid van artikel 7:658 lid 4 niet van toepassing.

In wezen gaat het hier ook (indirect) om het criterium van ondergeschiktheid. Als een ZZP-er werkzaamheden uitvoert die binnen de normale uitvoering van het bedrijf of beroep vallen, dan zal dat altijd gaan onder het gezag van de werkgever.

Dekking op de bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering van de werkgever/opdrachtgever

In veel polisvoorwaarden staat  bij de kring van verzekerden aangegeven dat de ondergeschikten meeverzekerd zijn. Als een ZZP-er feitelijk als een ondergeschikte werkt, dan is hij dus automatisch meeverzekerd op de bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering van het bedrijf dat hem inschakelt, mits de ZZP-er werkzaamheden verricht binnen de verzekerde hoedanigheid /activiteit die op het polisblad is omschreven.

Een ZZP-er heeft dus dezelfde dekking als een werknemer in loondienst, mits hij aangemerkt kan worden als ondergeschikte. In dat geval is schade  aan derden door een ZZP-er gedekt op de bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering.

Schade aan een ondergeschikte ZZP-ers (letsel) die verband houdt met het verrichten van activiteiten voor een opdrachtgever/werkgever  is verzekerd op de bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering. In die situatie is er ook sprake van werkgeversaansprakelijkheid. Een ZZP-er die niet als ondergeschikte werkt is een derde in de zin van de polisvoorwaarden. In dat geval is de niet ondergeschikte ZZP-er bij letselschade niet verzekerd op de bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering van de opdrahtgever/werkgever.

Dekking op bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering van ZZP-er zelf.

Ondergeschikten in loondienst vallen vaak buiten de  verzekering, wat op zich logisch is omdat een ZZP-er geen personeel in loondienst heeft.  Echter ook een ZZP-er kan een andere ZZP-er inschakelen. Als de ingehuurde ZZP-er feitelijk als een ondergeschikte werkt, dan is hij ook een verzekerde in de meeste polisvoorwaarden. En dan is ook de werkgeversaansprakelijkheid van de ZZP-er (schade aan de ZZP-er)die hem inschakelt gedekt.

Maak dus bij het inschakelen van ZZP-ers goede afspraken met elkaar en leg deze vast. Controleer  goed de dekking van je eigen aansprakelijkheidsverzekering mbt het inschakelen van ZZP-ers.

Flexwerkers of tijdelijke krachten in dienst gehad? Controleer dan UWV overzicht van ex-werknemers met ziektewetuitkering

26-07-2013

Heeft u tijdelijke krachten (flexwerknemers) in dienst gehad vanaf 01-01-2010? Controleer dan extra goed het UWV overzicht van ex-werknemers met een ziektewetuitkering 

 

Wat wijzigt er?

Per 1 januari 2013 is de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid (BeZaVa) ingegaan.  Deze wet staat beter bekend onder de noemer “Modernisering Ziektewet”. Deze wet bestaat uit maatregelen voor flexwerknemers en financiële prikkels voor werkgevers met als doel, een snellere werkhervatting en beperking van de instroom in de Wet Inkomen naar Arbeidsvermogen( WIA). Iedere werkgever krijgt de financiële verantwoordelijkheid voor de uitkeringslast van de Ziektewet en de WGA voor (ex-)werknemers met een tijdelijk dienstverband.

Op dit moment betaalt iedere werkgever een van zijn UWV-sector afhankelijke Ziektewetpremie. En een individuele gedifferentieerde premie voor zijn werknemers die de WGA ingaan (WGA-vast). De premie voor werknemers die ziek uit dienst gaan en in de WGA komen (WGA-flex), is onderdeel van de basispremie WAO/WIA.

Vanaf 1 januari 2014 gaat de werkgever een aparte premie betalen voor de Ziektewet, WGA-vast(vaste werknemers) en WGA-flex(flexwerkers). De wijze van premieberekening is afhankelijk van de hoogte van de loonsom van de werkgever. Kleine werkgevers (tot 10 keer de gemiddelde loonsom) gaan een sectorpremie betalen en grote werkgevers (loonsom > 100 keer gemiddelde loonsom) worden geheel op eigen uitkeringslast beoordeeld. De groep ertussen krijgt te maken met een combinatie uit sectorgemiddelde en eigen uitkeringslast.

In 2016 wordt de premiestelling voor WGA Flex en WGA vast samengevoegd in WGA Totaal. Het is dan ook mogelijk te kiezen voor een publieke verzekering met premiedifferentiatie of uit d epublieke WGA verzekering te treden en eigen risico drager te worden. Het is dan mogelijk een private verzekering af te sluiten.

Waarom wordt er nu opnieuw ingegrepen?

Uit de WIA evaluatie in 2010 bleek dat de maatregelen die in het verleden zijn genomen om de instroom in de WGA te beperken een positief effect hadden op werknemers met een vast dienstverband. Helaas nam de instroom vanuit de Ziektewet door flexwerkers inmiddels zulke vormen aan dat 55% van alle instroom daar vandaan komt. En dat terwijl slechts een zesde van de beroepsbevolking werkt met een flexibel contract en dus in het vangnet terecht kan komen.

Flexwerkers zijn in dit kader uitzendkrachten, werknemers met een tijdelijk contract welke ziek uit dienst gaan, oproepkrachten zonder regelmatige oproep en zieke werklozen. Voor u als werkgever zijn uitzendkrachten alleen van belang als u een uitzendbureau bent. Het uitzendbureau is immers de formele werkgever. Voor alle andere bedrijven zijn de werknemers met een dienstverband voor bepaalde tijd relevant.

De werkgever wordt voor flexwerkers niet geprikkeld om actie te ondernemen als deze met een tijdelijk contract ziek uit dienst gaan. Zowel de Ziektewet als de eventueel daar op volgende WGA uitkering wordt bekostigd uit de sectorpremie. In tegenstelling tot de gedifferentieerde WGA-premie die stijgt of daalt wanneer de instroom in de WGA vanuit vast dienstverband toeneemt of afneemt, merkt de werkgever er nu niets van als hij meer of minder instroom in de Ziektewet of WGA-flex heeft.

Kortgezegd komt het er op neer dat de kans op langdurige arbeidsongeschiktheid in het geval van werknemers met een tijdelijk dienstverband vele malen groter is dan wanneer een medewerker een vast dienstverband heeft. De werkgever draagt hiervoor in beperkte mate financiële verantwoordelijkheid omdat de premie sectoraal wordt bepaald

 

Hoe informeert het UWV u als werkgever?

Het UWV informeert werkgevers over de Ziektewetuitkeringen  en WGA uitkeringen in 2012 met twee aparte brieven. De eerste brief betreft een opgave van (ex) werknemers) die in 2012 een Ziektewetuitkering kregen. Een eerste groep werkgevers heeft deze brief inmiddels ontvangen. De tweede brief betreft een opgave van ex-werknemers die in 2012 een WGA- uitkering kregen. Deze brief wordt op een later tijdstip verstuurd.

 

Wat moet u als werkgever doen met dit overzicht?

In de tot nu toe verzonden overzichten zijn veel fouten geconstateerd. Een voorbeeld hiervan is: Opgave van werknemers die niet bij u als werkgever in dienst zijn geweest. Het is dus erg belangrijk om deze lijsten direct te controleren, omdat u anders een verkeerde premie toegerekend krijgt.

Enkele tips:

  • Binnen vier weken na ontvangst van het overzicht van de Ziektewetuitkeringen die in 2012 door het UWV zijn toegekend aan uw (ex-)werknemers, dient u de bijbehorende beschikkingen op te vragen. Daarvoor kunt u gebruikmaken van de door het UWV geleverde antwoordenvelop.
  • Heeft u de beschikkingen ontvangen? Controleer deze dan samen met een adviseur.
  • Is er reden om bezwaar aan te tekenen? Doe dit binnen zes weken na ontvangst van de beschikkingen.

 

Bijgesloten is een checklist Toekenningen Ziektewet. Deze checklist 26072013Checklist Toekenningen Ziektewet Acture (2) is een handig hulpmiddel bij de controle van overzicht van het UWV.

De gevolgen

Door de invoering van de Wet BeZaVa wordt het voor de werkgever nog belangrijker om regie te hebben op het ziekteverzuim en de WIA-instroom. Wanneer dit er niet is, zullen de kosten voor de werkgever toenemen. Ook voor de groep flexwerkers is een werkgever financieel verantwoordelijk. Voorkomen van verzuim en WIA- instroom wordt nog belangrijker. Het wordt lonend om ook voor flexwerkers re-integratietrajecten te starten

 

U wilt meer informatie of ontvangt uw lijst van het UWV?

Neem dan contact met  op met Hakze Verzekeringen via: 0513 436270 of info@hakzeverzekeringen.nl.

Arbeidsongeschiktheidsverzekering, waar moet je op letten?

Wat is belangrijk bij een arbeidsongeschiktheidsverzekering? We hebben de belangrijkste aandachtspunten op een rij gezet.

 

1.  Verzekerde bedragen
De verzekerde bedragen zijn bedragen die u uitgekeerd krijgt in geval van arbeidsongeschiktheid. Deze bedragen worden vaak onderverdeeld in Rubriek A en Rubriek B.

Rubriek A en Rubriek B

  • Rubriek A is het verzekerd bedrag dat u in het eerste jaar van arbeidsongeschiktheid uitgekeerd krijgt. U hebt de keuze om tot maximaal 80% van uw bruto jaarinkomen te verzekeren.
  • Rubriek B is het verzekerd bedrag dat u in de jaren ná het eerste jaar van arbeidsongeschiktheid krijgt. U hebt de keuze om tot maximaal 80% van uw bruto jaarinkomen te verzekeren.

 

2.  Premies aftrekbaar van de belastingen 
Een arbeidsongeschiktheidsverzekering is volledig van het inkomen aftrekbaar, waardoor de premie netto een stuk lager uitvalt. De premie die u betaalt  is voor rekening van u als privé persoon en moet dan ook verwerkt worden bij de inkomensaangifte en niet bij de winst- en verliesrekening van uw bedrijf. Het aftrekbaar zijn van de premie heeft uiteraard ook tot gevolg dat bij een uitkering inkomstenbelasting betaalt dient te worden. Verzekeraars zijn verplicht dit in te houden van uw uitkering. Dus per saldo ontvangt u een netto bedrag.

 

3.  Sommenverzekering of schadeverzekering

Een AOV-verzekering kan  een sommenverzekering of een schadeverzekering zijn. Een sommenverzekering biedt een aantal voordelen ten opzichte van een schadeverzekering. Dit verschil ligt in de controle van het inkomen en het te verzekeren bedrag. Bij een AOV gebaseerd op een een sommenverzekering zal een verzekeraar géén correctie van de verzekerde bedrag(en) toepassen en/of het inkomen periodiek toetsen.

Correctiebepaling

Correctiebepaling houdt in dat de verzekeraar de verzekerde bedragen zal aanpassen wanneer deze bedragen niet overeenkomen met het opgegeven inkomen wat u bij het afsluiten van de AOV met de verzekeraar hebt afgesproken.

Voorbeeld
U claimt in 2022 op uw AOV welke u in 2009 hebt afgesloten. In 2009 verzekert u € 50.000,- per jaar, maar in het jaar dat u claimt (2022) is het bruto inkomen over de laatste 3 jaar ongeveer € 35.000,-. Uw verzekerde bedragen en ook een eventuele uitkering worden verlaagd naar 80% van € 35.000,-.

De verzekeraar die een sommenverzekering hanteert zal het verzekerd bedrag in dit geval niet negatief corrigeren naar het verdiende inkomen van € 35.000,-. U krijgt uitgekeerd op basis van de in 2009 afgesproken verzekerde bedragen (€ 50.000,-).

Bij een schadeverzekering zal het inkomen wel getoetst worden en indien van toepassing worden gecorrigeerdEen verzekeraar zal een AOV op basis van een schadeverzekering periodiek toetsen op het verdiende bruto inkomen.Vaak dient u periodiek de inkomensgegevens aan te leveren om te bewijzen dat inkomen overeenkomt met het afgesproken verzekerd bedrag. Voorbeeld:
U verdient in 2014 € 50.000,-. Bij inkomenstoetsing in 2016 verdient u € 40.000,-.De verzekerde bedrag(en) worden in dit geval evenredig gecorrigeerd. Als uw verzekerde bedrag(en) in 2014 nog 80% van € 50.000,- was, zullen de verzekerde bedragen in 2016 80% van € 40.000,- worden.

 

4. Vast tarief of leeftijdsafhankelijk tarief

U hebt de keuze uit twee tarieven:

Vast tarief (standaardtarief)
Hierbij betaalt u over de gehele looptijd van de AOV een vaste premie per jaar tot aan de eindleeftijd.

Leeftijdsafhankelijke tarief (combitarief)
U start met een lage premie, die jaarlijks stijgt. Als u een bepaalde leeftijd bereikt, blijft de premie voor de rest van de looptijd gelijk. Dit heet de omslagleeftijd. Een leeftijdsafhankelijke tarief is gunstig voor bijvoorbeeld startende en jonge ondernemers. U hebt een lage initiële premie waardoor u meer financiële ruimte voor uw onderneming heeft in de beginjaren

 

5. Wachttijd(ook wel eigen risicotermijn)

De wachttijd is de periode die u zelf financieel dient te overbruggen alvorens uw verzekering uitkeert. U kunt zelf kiezen hoelang deze wachttijd is. De lengte van de wachttijd is van invloed op de hoogte van de premie. In verzekeringstermen wordt de wachttijd ook wel het eigen risicotermijn genoemd.

U heeft de keuze uit een wachttijd van 14, 30, 60, 90 of 180 dagen. In de regel geldt dat hoe langer de wachttijd is, hoe lager de premie. Het bepalen van de wachttijd is van een aantal factoren afhankelijk. Als u bijvoorbeeld een goedverdienende partner of een spaarpotje heeft, zou u kunnen overwegen een langere wachttijd kiezen. Als u afhankelijk  bent van het inkomen uit uw onderneming is het verstandig om een korte wachttijd te kiezen.

 

6. Eindleeftijd

De eindleeftijd is de leeftijd waarop uw verzekering afloopt. U hebt zelf de keuze om de eindleeftijd zelf te bepalen. Het is verstandig om de eindleeftijd te koppelen  op het moment dat uw AOW of pensioen ontvangt. Alleen wanneer er voldoende financiële middelen zijn is een korte eindleeftijd verstandig. Een korte eindleeftijd scheelt aanzienlijk premie

Bent u geboren na 30 september 1955? Dan is uw exacte AOW-leeftijd nog niet bekend. Maar deze is minimaal 67 jaar en 3 maanden. Controleer dan ook jaarlijks in januari uw eigen  AOW-leeftijd. Zie:https://www.svb.nl/int/nl/aow/wat_is_de_aow/wanneer_aow/

Voor beroepen met een relatief verhoogde kans op arbeidsongeschiktheid kan de verzekeraar een lagere maximum eindleeftijd vaststellen. De gemaximeerde eindleeftijd kan 55 of 60 jaar zijn.  Dit betekent vaak een groot inkomensgat tussen de kortere eindleeftijd van de verzekering en de AOW leeftijd. Hou hier vooraf rekening mee en zorg op de eindleeftijd van de verzekering voor voldoende financiële middelen!

 

7. Beroepsarbeidsongeschiktheid en passende arbeid

Een verzekering kan worden afgesloten op basis van beroepsarbeidsongeschiktheid of passende arbeid. Bij  de beoordeling van arbeidsongeschiktheid zal de verzekeraar één van deze 2 criteria toepassen. Hier dient u een keuze te maken welk criterium u wenst. De keuze is van invloed op de hoogte van de premie.

Beroepsarbeidsongeschiktheid

Een AOV op basis van beroepsarbeidsongeschiktheid houdt in dat u in geval van arbeidsongeschiktheid wordt beoordeeld op basis van uw huidige beroep.           U wordt door de verzekeraar niet verplicht om bijvoorbeeld werkzaamheden op basis van uw opleiding en vroegere werkzaamheden te accepteren.

Let op: In de meeste voorwaarden wordt, ondanks het bovenstaande, wel bedongen dat u passende arbeid binnen de eigen onderneming aanvaardt.

Voorbeeld
U bent adviseur en u raakt arbeidsongeschikt aan uw benen. U kunt niet meer met de auto erop uit, de verzekeraar mag dan wel bepalen dat u administratief werk binnen uw eigen onderneming gaat doen. Het bedrag waarover u inkomensverlies lijdt zal door de verzekeraar uitgekeerd worden.

Passende arbeid

Bij passende arbeid kan de de verzekeraar u verplichten om een vervangende functie buiten uw eigen bedrijf te accepteren in geval van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid. De bepaling om een andere functie uit te voeren wordt aan de hand van de volgende criteria beoordeeld:

  • Uw krachten en bekwaamheden;
  • Uw opleiding en vroegere werkzaamheden;
  • Kan in redelijkheid van u verlangd worden andere beroepswerkzaamheden uit te voeren.

Voorbeeld
U bent adviseur en u heeft vroeger ervaring opgedaan als administratief medewerker. U raakt arbeidsongeschikt voor 40% en u kunt geen auto meer rijden voor uw werkzaamheden als adviseur. De verzekeraar kan u dan verplicht stellen om bij een kantoor in de buurt administratieve werkzaamheden te gaan uitvoeren. Het bedrag waarover u inkomensverlies lijdt zal door de verzekeraar worden uitgekeerd.

 

8. Jaarlijkse stijging van verzekerde bedragen en uitkering.

Verzekeraars bieden de mogelijkheid om de verzekerde bedragen jaarlijks met een vaste waarde te laten stijgen. Op deze manier houdt u de verzekerde bedragen in lijn met de koopkrachtontwikkeling. U kunt een percentage kiezen waarmee het verzekerde bedrag jaarlijks stijgt. Mocht u arbeidsongeschikt raken dan wordt het verzekerde bedrag een uitkering. U kunt een percentage kiezen waarmee de uitkering jaarlijks stijgt. Sommige verzekeraars bieden de mogelijkheid om het verzekerd bedrag te laten stijgen met de CBS-index (Centraal Bureau van de Statistiek). Hierbij wordt het verzekerd bedrag jaarlijks aangepast volgens het stijgingspercentage van de CBS.U kunt het verzekerd bedrag en uitkering ook laten stijgen met een vast percentage van 2% of 3%.

 

9. Arbeidsongeschiktheidspercentage

Het arbeidsongeschiktheidspercentage is de bepalende factor of u recht hebt op een uitkering. Wanneer u claimt op uw uw verzekering, beoordeelt een medisch adviseur de mate (ofwel percentage) van arbeidsongeschiktheid. U hebt de keuze uit een percentage van 25% (maximale dekking), 45%, 55%, 65% of 80% (minimale dekking). Kiest u een percentage van 25% dan keert de verzekeraar uit wanneer u door de medisch adviseur 25% of meer arbeidsongeschikt wordt verklaard. Kiest u een percentage van 80% dan keert de verzekeraar uit wanneer u door de medisch adviseur 80% of meer arbeidsongeschikt wordt verklaard. Hoe hoger het percentage op de verzekering , hoe lager de premie.

 

10. Tijdelijke uitkeringsduur

Een aantal verzekeraars bieden een verzekering met een tijdelijke uitkeringsduur aan. Dat wil zeggen dat de verzekering voor een korte tijd uitkeert in geval van arbeidsongeschiktheid. Bij de meeste verzekeraars is deze periode voor 5 jaar, maar er bestaan ook varianten waarbij een uitkering van 3 of 10 jaar kan gekozen worden. Het voordeel is terug te vinden in de premie, maar het gevaar schuilt in de korte uitkeringsperiode in geval van arbeidsongeschiktheid.

 

11. Kosten adviseur/bemiddelaar

Iedere adviseur/bemiddelaar zal kosten in rekening brengen voor het advies/bemiddeling en eventueel nazorg/beheer van de verzekering. Informeer van te voren bij uw adviseur/bemiddelaar naar de kosten.

Premiebesparing is eenvoudig te realiseren door een advies/beheer vergoeding af te spreken in plaats van provisie. Veel verzekeringen afgesloten voor 01-01-2013 hebben een premie inclusief provisie. Door provisie uit de premie te halen bespaar je al snel ruim 15%  op je premie.

 

DGA wel of niet recht op werknemersverzekeringen?

X heeft 48% van de aandelen in de BV, zijn dochter 26%. Bij ontslag heeft X recht op een WW-uitkering, omdat hij voor de werknemersverzekeringen niet wordt aangemerkt als ‘DGA’.

Uitspraak Hoge Raad 22 maart 2013, nr. 2012/02909

X is bestuurder van A BV. X houdt 48% van de aandelen, zijn dochter D houdt 26% van de aandelen. Als A BV haar activiteiten staakt, wordt X ontslagen. X vraagt daarom bij het UWV een WW-uitkering aan. Het UWV weigert echter de uitkering. Volgens het UWV moet X worden aangemerkt als ‘DGA’, omdat X en D tezamen meer dan 2/3 van de aandelen bezitten. X heeft daarom, aldus het UWV, geen recht op een WW-uitkering. X betwist dit en wijst daarvoor naar de letterlijke tekst van de ‘Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder’. Volgens X tellen zijn aandelen niet mee voor de 2/3 meerderheid.

Na de uitspraken bij de Rechtbank en de Centrale Raad van Beroep, wordt X ook bij de Hoge Raad in het gelijk gesteld. X heeft een arbeidsovereenkomst met zijn BV en is dus ‘werknemer’, ook voor de werknemersverzekeringen. Dit is de hoofdregel. Een uitzondering wordt gemaakt voor de Directeur Groot Aandeelhouder (DGA). In de Regeling wordt limitatief opgesomd wie als DGA is aan te merken. Als laatste wordt genoemd de bestuurder van een vennootschap waarvan ten minste 2/3 van de aandelen worden gehouden door bloed- en aanverwanten tot en met de derde graad. De aandelen van de bestuurder zelf tellen op grond van de tekst van de Regeling niet mee. Dat betekent in dit geval dat X geen DGA is in de zin van de Regeling. X heeft recht op een WW-uitkering.

Wanneer DGA?

De definitie van DGA

Een DGA neemt in het recht een bijzondere positie in. Op grond van het arbeidsrecht heeft een DGA een arbeidsovereenkomst met zijn eigen BV als aan de volgende elementen van de arbeidsovereenkomst is voldaan:

–          De DGA heeft recht op loon;

–          De DGA is verplicht arbeid te verrichten; en

–          Tussen de DGA en ‘zijn’ BV is een gezagsverhouding. Aan dit element wordt geacht te zijn voldaan, omdat formeel de BV als werkgever optreedt en de DGA werknemer is in dienst van de BV.

Voor de werknemersverzekeringen – WW, ZW en WIA – wordt als hoofdregel het arbeidsrecht gevolgd om te bepalen of sprake is van een ‘werknemer’. Een uitzondering wordt gemaakt voor de DGA die zelf zijn ontslag kan bepalen. Anders zou de DGA mogelijk misbruik kunnen maken van de regelingen, bijvoorbeeld door geen premies af te dragen en wel een uitkering aan te vragen.

Om zekerheid te bieden over de vraag of een DGA onder de werknemersverzekeringen valt of niet, is de Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder opgesteld. In de Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder wordt limitatief opgesomd wanneer een bestuurder is aan te merken als DGA en derhalve niet onder de werknemersverzekeringen valt:

1.       Als de bestuurder, al dan niet samen met zijn echtgenoot, meer dan 50% van het stemrecht heeft in de aandeelhoudersvergadering;

2.       Als de bestuurder, al dan niet samen met zijn echtgenoot, zoveel stemrecht heeft dat op grond van de statuten de overige aandeelhouders niet over zijn ontslag kunnen besluiten;

3.       Als de bestuurders in de aandeelhoudersvergadering een (nagenoeg)  gelijk stemrecht hebben; of

4.       Als de aandelen van de vennootschap voor ten minste 2/3 deel worden gehouden door bloed- en aanverwanten tot en met de derde graad van de bestuurder.

De gevolgen van de uitspraak

In geschil was of X onder de hiervoor als vierde genoemde categorie viel. Volgens het UWV was dit wel de bedoeling van de bepaling. De Hoge Raad vindt echter, dat in dit geval de tekstuele uitleg moet worden gevolgd. En op grond van die tekstuele uitleg moet uitsluitend worden gekeken naar de aandelen die door familieleden van de bestuurder worden gehouden. De aandelen die door de bestuurder zelf worden gehouden, tellen niet mee voor de eis van 2/3 meerderheid.

Een van de redenen voor de Hoge Raad om te kiezen voor de tekstuele uitleg, is dat de gevolgen van de kwalificatie als DGA groot kunnen zijn. Een DGA valt niet onder de werknemersverzekeringen en zal derhalve zelf een regeling moeten treffen om het risico van ziekte, arbeidsongeschiktheid en, zoals in dit geval, werkloosheid te kunnen dragen.

Op grond van de uitspraak is er een categorie bestuurders/aandeelhouders die toch gebruik kan maken van het vangnet van de werknemersverzekeringen. Dit houdt echter niet in, dat deze aandeelhouders ‘dus’ niets hoeven te regelen.

Wordt een werknemer ziek, dan heeft hij op grond van het arbeidsrecht aanspraak op doorbetaling van minimaal 70% van zijn salaris gedurende een periode van twee jaar. Deze bepaling geldt ook voor de DGA, die immers op grond van het arbeidsrecht ‘gewoon’ werknemer is. En deze bepaling geldt voor de bestuurder/aandeelhouder die op grond van de Regeling niet als DGA wordt aangemerkt. Pas na afloop van deze twee jaar, kan de zieke bestuurder/aandeelhouder (en niet de DGA) aanspraak maken op een WIA-uitkering. Recht op een ZW-uitkering heeft de zieke bestuurder/aandeelhouder niet, omdat hij een arbeidsovereenkomst heeft en daarom op grond van de wet aanspraak heeft op salaris.

De BV zal echter niet altijd over de middelen beschikken om gedurende twee jaar lang het salaris door te betalen. Dit speelt met name als de BV voor haar inkomsten grotendeels afhankelijk is van de zieke DGA of bestuurder/aandeelhouder. Voor deze periode van twee jaar loopt zowel de DGA als de bestuurder/aandeelhouder die geen DGA is dus nog steeds een financieel risico.

Uit het voorgaande blijkt dat de gevolgen van het arrest ingrijpend kunnen zijn. Het is op dit moment nog niet bekend of de Regeling zal worden aangepast, zodat de tekst van de Regeling en de bedoeling van de Regeling weer met elkaar overeenkomen. Dit lijkt waarschijnlijk. Binnen de familie zal van een reële gezagsverhouding minder gauw sprake zijn. Als de bestuurder van de familie-BV zelf ook aandelen houdt, staat de reële gezagsverhouding nog meer ter discussie. Dit lijkt mij dan ook bij uitstek een reden om deze bestuurder/aandeelhouder als DGA aan te merken voor de sociale zekerheid.

Arbeidsongeschiktheidsverzekering

Om toch in inkomen te kunnen voorzien bij langdurige ziekte of arbeidsongeschiktheid, kan een arbeidsongeschiktheidsverzekering worden afgesloten. De premies voor deze verzekering zijn binnen de voorwaarden aftrekbaar van het inkomen. De uitkering uit de arbeidsongeschiktheidsverzekering is belast.

Leaseauto diefstal door slordigheid medewerker. Wie is aansprakelijk?

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Werknemer niet aansprakelijk voor schade aan leaseauto

 

Een schade aan een leaseauto die aan een werknemer ter beschikking is gesteld, kan ook ontstaan buiten werktijd. De vraag is of deze schade op de werknemer kan worden verhaald, wanneer deze schade is ontstaan door nalatigheid van de werknemer.

Een werkgever stelde een leaseauto ter beschikking aan een werknemer. De leasemaatschappij verzekerde de auto WA/casco. De verzekering kent een uitsluiting voor schade aan de auto door opzet, grove roekeloosheid of onzorgvuldig handelen van de verzekerde. Op zeker moment bezoekt de werknemer de woning van een vriend, waarvan hij een huissleutel heeft. Hij parkeert zijn auto op het eigen terrein van de vriend. Bij het binnengaan van de woning laat hij de sleutel, met daaraan de sleutel van de leaseauto in de openstaande voordeur zitten. Wanneer hij korte tijd later terugkomt bij de voordeur, is de sleutel verdwenen, evenals de leaseauto. De diefstal van de leaseauto wordt geclaimd bij de cascoverzekeraar. Deze beroept zich op de uitsluiting “schade door opzet, grove roekeloosheid of onzorgvuldig handelen” en vergoedt de schade niet.

De leasemaatschappij brengt de schade in rekening bij de werkgever. De werkgever wil de schade verhalen op de werknemer. Als argument wordt aangevoerd dat de schade is ontstaan, omdat de werknemer roekeloos heeft gehandeld en in strijd met de beginselen van een goed huisvader.

De werknemer wil in hoger beroep een beroep doen op de beschermende werking van artikel 7:661, lid 1 BW. Dit artikel bepaalt dat de werknemer die bij de uitoefening van zijn werkzaamheden schade toebrengt aan de werkgever niet jegens die werkgever aansprakelijk is, tenzij de schade een gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid. In beginsel gaat dit niet op, omdat de schade buiten werktijd is ontstaan. De werknemer stelt echter dat als hij geen beroep kan doen op de beschermende werking van dit artikel, het gebruik van de leaseauto voor hem tot onaanvaardbare risico’s leidt. Buiten werktijd draagt hij dan het volledige risico van diefstal. Dit is een omvangrijk risico en voor hem niet verzekerbaar.

Het Gerechtshof is van mening dat het handelen van de werknemer niet als roekeloos kan worden gezien, maar dat er slechts sprake is van onoplettendheid. Bovendien stelt het Hof dat artikel 7:952 BW bepaalt dat een verzekeraar geen schade vergoedt wanneer deze schade door opzet of bewuste roekeloosheid is veroorzaakt. In dit geval is door middel van de verzekeringsovereenkomst afgeweken van dit artikel, door de bepaling op te nemen dat de schade ook niet wordt vergoed, wanneer die is veroorzaakt door onzorgvuldig handelen. Het Hof wijst erop dat de werknemer geen invloed heeft gehad op de inhoud van de verzekeringsovereenkomst en zich niet heeft gerealiseerd dat hij door deze afspraak tussen de werkgever, de leasemaatschappij en de verzekeraar niet verzekerd zou zijn voor schade door zijn nalatigheid of onvoorzichtigheid. De werknemer heeft zich dus niet kunnen verzekeren tegen het risico van diefstal van de leaseauto door zijn nalatigheid of onachtzaamheid buiten werktijd. Daar komt bij dat de werknemer bij gebruik van zijn eigen auto zich wel tegen dit risico had kunnen verzekeren.  Het Hof acht een zodanig verband aanwezig tussen de diefstal van de leaseauto en de arbeidsovereenkomst, dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn als de werknemer zich niet op de beschermende werking van artikel 7:661, lid 1 BW zou kunnen beroepen.

Dus

Deze uitspraak betekent dat een werkgever een werknemer alleen voor schade aan een leaseauto kan aanspreken als die het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid.

Afhankelijk van wat er in de polisvoorwaarden is geregeld volgt er wel of niet een schade uitkering. Is in de polisvoorwaarden hierin afgeweken van artikel 7:952 BW en wordt een lagere schuldgradatie gehanteerd, dan zal de verzekeraar de schade mogelijk niet vergoeden.